Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Van [31]Dan af wordt het gesnuif [32]zijner paarden gehoord; het ganse land beeft van het geluid der briesingen zijner [33]sterken; en zij komen daarhenen, dat zij het land opeten en diens [34]volheid, de stad en die daarin wonen. 31. Zie boven hfdst.4 vs.15. 32. Van den koning van Babel. 33. Dit kan men verstaan van het gejuich der sterke helden van zijn heirleger, of het gebries zijner sterke paarden. Zie Ps.22:13, en onder hfdst.47 vs.3. 34. Dat is, al wat er in is, vergelijk Ps.24:1, enz.